Algemene informatie

Een elektrische 220V~ klok en een neven- puls- of slaafklok

De gewone elektrische klok voor aansluiting op het lichtnet (220V~), afb. 1, heeft in feite een puls gestuurd uurwerk. Per seconde worden 100 pulsen ontvangen waarvan de polariteit telkens wisselt. De rotor volgt elke puls en loopt daarom synchroon aan de lichtnetfrequentie. Door de massa van de rotor en omdat de pulsen snel op elkaar volgen draait deze konstant.
De lichtnetfrequentie (50Hz) schommelt iets, maar wordt op een centraal punt nauwkeurig bijgehouden en over een week genomen is deze gemiddeld precies 50Hz. De klok loopt dan ook gemiddeld gelijk.
Het zal duidelijk zijn dat, afgezien van de spanning, een europese 50Hz klok in bijvoorbeeld de Verenigde Staten te snel zal lopen aangezien daar de lichtnetfrequentie 60Hz is. Omgekeerd loopt een 60Hz klok hier te langzaam.
Omdat meestal op zondagmiddag de frequentie precies 50Hz is kan een klok het beste rond die tijd worden gestart. De klok zal daarna een slingering in loop volgen van langzaam iets vóór tot langzaam iets achter en op zondagmiddag weer gelijk lopen.

Uurwerken van neven-, puls- of slaafklokken zijn voorzien van één of meerdere elektromagneten wel of niet in combinatie met een rotor.
De uurwerken met één magneet, afb. 2, vaak van Engelse makelij, zijn meestal uni-polair. De polariteit van de puls is niet van belang. De meeste andere uurwerken met rotor, afb. 3, voornamelijk van Duitse, Franse en Zwitserse makelij, zijn bi-polair. De polariteit van elke volgende puls moet tegengesteld zijn.
Alle systemen lopen synchroon aan de binnenkomende pulsen.

Afhankelijk van de konstruktie is één puls per minuut, halve minuut of seconde nodig welke door een moederklok of pulsgever, afb. 6, wordt afgegeven. Tijdens de puls verspringen respectievelijk de minutenwijzer één hele of een halve minuut of de secondenwijzer 1 seconde.
Sommige klokken hebben zowel een minuten- als een seconden puls nodig.

Nevenklokken vindt men in grote kantoorgebouwen of fabrieken, waar alle klokken, ook prikklokken, dezelfde tijd moeten aanwijzen. De aansturing gebeurt met één moederklok. Ook kan omschakeling van alle klokken naar zomer- of wintertijd vanuit één punt plaatsvinden.

Uurwerken in stationsklokken met secondenwijzer bestaan meestal uit twee delen. De seconden wijzer wordt apart aangedreven door een eerder beschreven 220V~ synchroon motortje, afb. 4, en de rest van het uurwerk door een bi-polair gedeelte, dat één keer per minuut een puls aangeboden krijgt. De secondenwijzer gaat in 57- 58 seconden één keer rond en wordt daarna geblokkeerd, afb. 5. Na het ontvangen van de puls voor de volgende minuut wordt de seconden wijzer weer vrijgegeven. De secondenwijzer loopt sneller dan de werkelijke tijd om er zeker van te zijn dat de wijzer bij een lichtnetfrequentie iets onder de 50Hz tijdig op z‘n startpunt staat.

 

afb.4
Wat ouder uurwerk van TN (TeleNorma) o.a. gebruikt in stationsklokken van de NS. Links in de ronde behuizing het 220V synchroonmotortje (secondenwijzer) en rechts de spoel van het bi-polaire deel (minutenwijzer).

Terug

afb.5
Detail van een Wagner uurwerk met secondenwijzer. Pen op rechter secondentandwiel  wordt door grijper van V-vormige arm geblokkeerd. De secondenwijzer staat dan op "12". Tijdens het gaan naar de volgende minuut drukt één van de pennen (midden) de arm naar links waarna het secondentandwiel is ontgrendeld. 

bla

afb.1
Uurwerk voor aansluiting op het lichtnet. Middenvoor de zelf startende rotor.

afb.2
Uni-polair, halve minuten, uurwerk. Nadat de magneetspoel door een puls bekrachtigd is geweest drukt het aan de terugverende arm bevestigde palletje het grote tandwiel één positie verder.

afb.3
Bi-polair uurwerk van Wagner. Tijdens een puls draait de rotor, middenvoor, een kwart slag, waardoor de minutenas één minuut verder draait